Tijdsbepaling heeft een belangrijke traditie op de Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB). Bij het ontstaan van de Sterrenwacht, was de realisatie van stercatalogi door middel van meridiaanobservaties één van de voornaamste doelstellingen. Om deze doelstelling te bereiken was het noodzakelijk om zowel de best beschikbare klokken te gebruiken alsook om de tijd zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. In het begin van de twintigste eeuw werden nieuwe slingeruurwerken in de kelderverdieping van de Sterrenwacht geïnstalleerd. Deze speciaal ontworpen kelderruimte werd op een stabiele temperatuur gehouden, op enkele tienden van een graad na. De klokken waren verankerd aan stenen pijlers, die op dergelijke manier in de grond waren gevestigd, dat ze onafhankelijk van de structuur van het gebouw stonden opgesteld.

Oude Rieffler pendula van de KSB.

Deze vier zogenaamde "fundamentele" klokken, waren Rieffler slingers, waarvan de eerste twee de siderale tijd weergaven, en de overige twee de gemiddelde zonnetijd. De tijd werd bepaald door meridiaanobservaties van de sterren, en werd dan per telefoon verspreid naar openbare plaatsen zoals b.v. de haven van Antwerpen. Later werd deze tijd tot in 1980 gebruikt voor de synchronisatie van de sprekende klok, alsook voor de tijdsignalen die op de radio werden uitgezonden.

Wanneer de eerste kwartsklokken omstreeks 1950 hun opwachting maakten, volgden de technologische ontwikkelingen elkaar snel op, zowel op het gebied van de klokken zelf als op het gebied van het vergelijken van klokken die op grote afstand van elkaar gelegen waren. Door de installatie van de eerste kwartsklokken in 1955, de eerste atoomklok in 1968 en het gebruik van moderne technieken voor internationale klokvergelijkingen (Loran-C sinds 1969, en GPS sinds 1984) evolueerde het tijdslaboratorium van de KSB mee met deze technische ontwikkelingen.